Toelichting en voorwaarden
voor de uitvoering van een Asbestinventarisatie
Wat is een Asbestinventarisatie:
Een Asbestinventarisatie is een onderzoek naar de asbesthoudende materialen in een pand of op een terrein. De eisen die aan dit onderzoek en aan de rapportage van de uitkomsten worden gesteld, staan aangegeven in van het “Werkveldspecifiek Certificatieschema voor het Procescertificaat Asbestinventarisatie”. Dit is bijlage XIIIa van de Arbeidsomstandighedenregeling. (Hierna wordt dit het ‘Schema Asbestinventarisatie’ genoemd)
De aanleiding van het onderzoek
In de asbestregelgeving zijn drie situaties aangegeven waarin een asbestinventarisatie verplicht is. In deze drie gevallen moet een sloopmelding bij de gemeente worden ingediend, met daarbij een Asbestinventarisatierapport als bijlage. Deze situaties zijn:
- Als we asbest willen verwijderen. (van een terrein of uit een pand)
- Als er t.b.v. een verbouwing of renovatie van een pand gebouwd vóór 1994 sloopwerkzaamheden nodig zijn, en er meer dan 10 m3 sloopafval vrij komt. Ook al is de verbouwing vergunningsvrij.
- Als we een pand wat vóór 1994 is gebouwd willen slopen.
De reikwijdte en het inspectiegebied van het onderzoek
Bij een Asbestinventarisatie moet duidelijk zijn wat er is onderzocht, welke asbestbronnen er worden verwijderd, welke gebouwdelen er worden gesloopt of welk deel van een terrein wordt gesaneerd. Dit wordt in het Schema Asbestinventarisatie de ‘reikwijdte’ genoemd. Bij een pand moet de reikwijdte van het onderzoek overeenstemmen met de sloopwerkzaamheden zoals die zijn aangegeven in de sloopmelding aan de gemeente.
Op basis van de reikwijdte wordt door de onderzoeker, voordat de inspectie plaats vindt, bepaald welke delen van het gebouw en/of het terrein onderzocht moeten worden. Dit wordt het ‘inspectiegebied’ genoemd. Het inspectiegebied bestaat uit de binnenruimten waarin sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd of het werkgebied benodigd voor de verwijdering.
De geschiktheid van het rapport
Het asbestinventarisatierapport moet zijn opgesteld volgens de eisen van het Schema Asbestinventarisatie. In het Schema Asbestinventarisatie wordt voor het rapport het onderscheid gemaakt in de volgende geschiktheden:
- Geschikt voor de verwijdering van genoemde asbesthoudende materiaal
- Geschikt voor renovatie zonder de bouwkundige integriteit aan te tasten
- Geschikt voor volledige renovatie of totaalsloop
Onbelemmerde passende toegang tot de reikwijdte en het inspectiegebied
Een asbestinventarisatierapport kan pas voor het beoogde doel worden gebruikt als alle te slopen bouwdelen binnen de reikwijdte en het inspectiegebied zijn geïnspecteerd. Hiervoor is een onbelemmerde, passende en verantwoorde toegang nodig tot alle ruimten van het inspectiegebied. Is dit niet mogelijk dan is er sprake van een ‘belemmering’. Met een belemmering wordt bedoeld: een tijdens de inspectie aanwezige omstandigheid die niet door ERKA asbest is veroorzaakt en in normale situaties niet kon worden voorzien, die (een deel van) de inspectie, tijdelijk of geheel in de weg staat. Voorbeelden van een belemmering:
Ruimte niet vrij toegankelijk
Alle ruimten binnen het inspectiegebied dienen vrij toegankelijk te zijn. Hekken en deuren dienen daarom open te zijn, of er wordt vooraf afgesproken waar in de nabije omgeving een sleutel te verkrijgen is.
Ruimte of constructie niet bereikbaar
Constructieonderdelen zowel binnen als buiten worden tot een hoogte van ca. 3,5 meter geïnspecteerd, indien deze ter beoordeling van Erka Asbest, veilig bereikbaar zijn met een vouwladder. Hoger gelegen delen kunnen uitsluitend geïnspecteerd worden met door de opdrachtgever beschikbaar gesteld klimmateriaal. Wat - ter beoordeling van Erka Asbest – daarvoor geschikt is en in goede staat verkeerd.
Kruipruimte niet te inspecteren
Indien de kruipruimte onderdeel is van het inspectiegebied, wordt deze geïnspecteerd mits deze droog is, eenvoudig en zonder gevaar toegankelijk is en bij de inspectie nog een persoon aanwezig is.
Zware destructieve handelingen noodzakelijk
Wanneer de aanwezigheid van verborgen asbest, alleen met zware destructieve handelingen (sloop- en graafwerk) zichtbaar kan worden gemaakt, dan kan het onderzoek pas worden afgerond, nadat deze sloop- en graafwerkzaamheden zijn uitgevoerd. In dit geval zal contact worden opgenomen met de opdrachtgever. Indien noodzakelijk zal hiervan een prijsopgave worden gedaan.
Overige belemmeringen
Obstakels, een sterke verontreiniging, een gevaarlijke of onhygiënische situatie.
Indien er bij een inspectie t.b.v. een voorgenomen totaalsloop, vanwege een belemmering, die niet direct kan worden opgeheven, een ruimte of constructie, waar mogelijk asbesthoudende materialen kunnen zijn toegepast, niet geïnspecteerd kan worden, is een aanvullend inspectiebezoek nodig, nadat de belemmering is weggenomen. Dit inspectiebezoek zal als meerwerk in rekening worden gebracht. Bij de constatering van een belemmering zal, contact worden opgenomen met de opdrachtgever.
Indien er bij een inspectie t.b.v. een voorgenomen renovatie vanwege een belemmering, een ruimte of constructie niet geïnspecteerd kan worden, dan wordt deze ruimte of constructie buiten de reikwijdte van het onderzoek geplaatst. Indien besloten wordt materialen in deze ruimte of van deze constructie te slopen, is een aanvulling op dit asbestonderzoek noodzakelijk, nadat de belemmering is weggenomen.
Indien er bij een inspectie van een terrein, vanwege een belemmering, een deel van het inspectiegebied niet geïnspecteerd kan worden, dan wordt dit deel van het terrein buiten de reikwijdte van het onderzoek geplaatst. Indien besloten wordt dit deel van het terrein als werkgebied voor de sanering te gebruiken, is een aanvulling op dit asbestonderzoek noodzakelijk, nadat de belemmering is weggenomen.
Restricties t.a.v. destructieve handelingen.
Wanneer tijdens de inventarisatie binnen het inspectiegebied een vermoeden ontstaat van de aanwezigheid van verborgen asbest kan het nodig zijn om ernstige beschadigingen aan de afwerkingsmaterialen aan te brengen. Restrictie t.a.v. het kunnen/mogen uitvoeren van deze handelingen kan een belemmering vormen. Afhankelijk van de restricties, worden de volgende handelingen wel/niet uitgevoerd
- Pand is in gebruik (of inboedel nog aanwezig)
- Direct zichtbare materialen (binnen en buiten) en weggewerkte materialen achter losse afwerkingen worden geïnspecteerd.
- Binnenzijde: Er worden geen bouwdelen en vaste afwerkingen beschadigd geopend of verwijderd. Er wordt geen in gebruik zijnde inboedel of opgeslagen boedel verwijderd.
- Buitenzijde: Er worden geen daken of gevels beschadigd.
- Geen zichtbare beschadigingen toegestaan
- Direct zichtbare materialen (binnen en buiten) en weggewerkte materialen achter losse afwerkingen worden geïnspecteerd.
- Binnenzijde: Er worden geen bouwdelen en vaste afwerkingen beschadigd geopend of verwijderd.
- Buitenzijde: Er worden geen daken of gevels beschadigd.
- Geen aantasting gebruiksmogelijkheden toegestaan
- Weggewerkte materialen achter vaste afwerkingen aan de binnenzijde worden indien mogelijk geïnspecteerd. Weggewerkte materialen in daken gevels en dragende constructies worden niet geïnspecteerd.
- Binnenzijde: Er worden geen constructies beschadigd of geopend.
- Buitenzijde: Er worden geen daken of gevels geopend (lekkage).
Losse afwerkingen is bijvoorbeeld: te openen systeemplafond, losliggende vloerbedekking, te openen inspectieluik.
Het nemen van materiaalmonsters
Volgens het Schema Asbestinventarisatie dient: “Van elk aangetroffen type asbestverdacht materiaal een representatief monster te worden genomen. Van materialen waarin het asbest niet homogeen aanwezig is, worden meerdere monsters genomen.”
Materialen met een zelfde toepassing maar op meerdere verschillende plaatsen binnen een pand zijn te beschouwen als één type materiaal. Materialen met een zelfde toepassing in verschillende maar vrijwel gelijktijdig gebouwde panden op dezelfde projectlocatie zijn te beschouwen als één type materiaal. Om een representatief beeld te verkrijgen van materialen waarin de asbestvezels niet homogeen aanwezig zijn zoals kit, stopverf, teer, gipsisolatie enz. worden 2 of meer monsters genomen op strategische plaatsen.
Onderzoek naar verontreinigingen
In het Schema Asbestinventarisatie is verplicht gesteld dat het inspectiegebied moet worden onderzocht op de aanwezigheid van asbesthoudende verontreinigingen. Een verontreiniging kan bestaan uit zichtbare losse stukjes materiaal of losse asbestvezels. De aanwezigheid van losse asbestvezels moet wordt vastgesteld met kleefmonsters.
Verontreiniging van een buitenterrein
Als het onderzoek ook het buitenterrein betreft, wordt het maaiveld visueel onderzocht op de aanwezigheid van zichtbare delen asbesthoudende materialen. Het gaat dan om grotere of kleine stukjes die met handpicking kunnen worden verwijderd. Er wordt van uitgegaan dat er in een buitensituatie geen losse asbestvezels aanwezig zullen zijn.
Binnenruimte met beschadigd hechtgebonden materiaal
Zijn er bij het aantreffen van een beschadigd hechtgebonden materiaal geen restanten waar te nemen, dan is er geen reden voor een vermoeden van een verontreiniging met losse asbestvezels. Er worden dan geen kleefmonsters genomen.
Binnenruimte met restanten hechtgebonden materiaal
Als er in een binnenruimte zichtbare restanten van een hechtgebonden materiaal worden aangetroffen, staat al vast dat er een verontreiniging is. De omvang van de verontreiniging wordt visueel vastgesteld aan de hand van de zichtbare restanten. Om het blootstellingsrisico bij betreding van de ruimte te kunnen bepalen wordt met een enkel kleefmonster, de verontreinigingsgraad vastgesteld.
Binnenruimte met beschadigd niet-hechtgebonden materiaal
Bij het aantreffen van beschadigd niet-hechtgebonden asbesthoudend materiaal in een ruimte moet altijd met kleefmonsters worden vastgesteld of er een stofverontreiniging aanwezig is. Of er nu wel of niet zichtbare restanten worden aangetroffen. In het Schema Asbestinventarisatie is aangegeven dat ‘per ruimte of gebied, representatieve kleefmonsters moeten worden genomen overeenkomstig de NEN 2991’. Dit betekent dat plaats en aantal te nemen kleefmonsters representatief moet zijn voor de afmeting van de ruimte. In de NEN 2991 is het minimaal aantal kleefmonsters per m2 vloeroppervlak per ruimte aangegeven. Zie hieronder:
Vloeroppervlak in m2: Minimaal te nemen kleefmonsters
Kleine ruimten (< 5 m2):------2
5 – 100 m2 :----------------------4
101 – 300 m2 :-------------------6
301 – 600 m2 : -----------------10
Met SEM/RMA (Scanning Elektronen Microscopie) wordt de verontreinigingsgraad op de kleefmonsters bepaald.
Als alle monsters een score hebben van – of +/- wordt het gebied als niet-verontreinigd aangemerkt. Bij een score van 1 of meer monster met een verontreinigingsgraad van: + of ++ wordt de ruimte, of een deel van de ruimte als verontreinigd aangemerkt. Als blijkt dat de omvang van de verontreiniging niet is ingekaderd, moet het aantal kleefmonsters of de te onderzoeken ruimtes met een aanvullend onderzoek worden uitgebreid.
Te nemen acties bij het aantreffen van een verontreiniging en bij niet-hechtgebonden asbest op een aanraakbare plaats
Bij het aantreffen van een verontreiniging met losse asbestvezels (maar ook bij het aantreffen van niet-hechtgebonden asbest op een aanraakbare plaats) worden maatregelen aanbevolen om blootstelling en secundaire verontreiniging te voorkomen. De maatregelen zijn afhankelijk van de ernst van de verontreiniging, of het gebouw in gebruik is en of de ruimte betreden kan of moet worden.
Te nemen acties bij het aantreffen van een zeer ernstige verontreiniging
Bij het aantreffen van een zeer ernstige verontreiniging wordt een inschatting gemaakt van de mogelijkheid van een blootstellingsrisico boven de grenswaarde. In dat geval kan besloten worden de inspectie van de betreffende ruimte(n) te staken. De verontreiniging wordt dan beschouwd als een belemmering en de opdrachtgever wordt direct vertrouwelijk ingelicht. Om het onderzoek compleet te maken is een ná-inspectie nodig met volledige Persoonlijke Beschermingsmiddelen en met inzet van een decontaminatie-unit. Hiervoor moet een opnieuw opdracht worden verstrekt.
Als uit de kleefmonsters blijkt dat er sprake is van een zeer ernstige verontreiniging, zal dringend geadviseerd worden om per direct organisatorische voorzorgsmaatregelen te treffen om blootstelling en secundaire verontreiniging te voorkomen. En bij een pand wat in gebruik is zal dringend geadviseerd worden een volledig NEN 2991 onderzoek te laten uitvoeren en moet het inventarisatiebureau de toezichthoudende overheidsinstelling op de hoogte stellen.
Aansprakelijkheid voor de resultaten van het onderzoek
De opdracht voor ERKA-asbest bestaat uit het naar beste kunnen en met oplettendheid en vereiste (vak)kennis die voor de opdracht verwacht mag worden (zo volledig mogelijk) in kaart brengen van de aanwezige asbesthoudende materialen. Bij een asbestinventarisatie kan echter nooit gegarandeerd worden dat alle aanwezige asbesthoudend materialen worden ontdekt. Er kunnen factoren of omstandigheden zijn waarin asbesthoudende materialen pas gevonden kunnen worden indien eerst bepaalde delen van het gebouw gedemonteerd of gesloopt zijn. (zie voorbeelden hierna)
De opdracht voor een asbestonderzoek wordt door ERKA-asbest uitgevoerd op basis van een inspanningsverplichting en niet op basis van een resultaatsverplichting. ERKA-asbest aanvaardt dan ook geen aansprakelijkheid voor directe of indirecte kosten voor de opdrachtgever of eigenaar van het pand ontstaan door fouten of onvolkomenheden in adviezen en inspectierapporten waaronder de kosten voor verwijdering van asbesttoepassingen die niet zijn ontdekt en daarom niet in dit rapport zijn aangegeven.
ERKA-asbest is slechts (tot maximaal de hoogte van de vergoeding) aansprakelijk voor directe aantoonbare schade als gevolg van tekortkomingen door onachtzaamheid of opzet door ERKA-asbest in de uitvoering van de verplichtingen die volgen uit de opdracht. Er is uitsluitend sprake van onachtzaamheid als direct zichtbare aanwezige asbesthoudende materialen niet zijn gevonden of niet zijn aangegeven in het rapport. Er is geen sprake van onachtzaamheid indien bij een te onderzoeken locatie factoren of omstandigheden aanwezig zijn waardoor bij een regulier asbestonderzoek bepaalde asbesthoudende materialen niet zullen of kunnen worden gevonden.
Voorbeelden van factoren of omstandigheden waarin bij een regulier asbestonderzoek asbesthoudende materialen niet worden gevonden
- Bij het ontbreken van actuele voldoende nauwkeurige bouwtekeningen kunnen weggewerkte ruimten, kanalen, koven, e.d. niet worden gevonden.
- Er worden bij het onderzoek geen asbestverdachte materialen verwijderd. Asbesthoudende materialen achter asbestverdachte materialen zullen daarom nooit worden ontdekt. Een voorbeeld hiervan is meerdere lagen kit.
- Bij een regulier asbestonderzoek wordt gezocht naar weggewerkte asbesthoudende materialen. Hierbij worden niet alle afwerkingsmaterialen in het hele gebouw verwijderd om te kijken of daarachter wellicht asbesthoudende materialen zijn toegepast. Dat gebeurd alleen op die locaties met een vermoeden dat er mogelijk achterliggende asbesthoudende materialen zijn toegepast. Een vermoeden wat is gebaseerd op de bouwkundige kennis en ervaring van de onderzoeker. Er zijn echter gebouwen waarin op niet gangbare, niet logische en daardoor niet voorspelbare plaatsen asbesthoudende materialen zijn toegepast. Deze weggewerkte materialen zullen niet worden gevonden.
- Sommige delen van het gebouw worden op basis van steekproeven onderzocht. Bijvoorbeeld: grote oppervlakken en situaties waarin de inspectiemogelijkheden door omstandigheden beperkt zijn. (bijvoorbeeld slechte of moeilijke bereikbaarheid) Aantal en plaatsen van de steekproeven wordt zo representatief mogelijk gekozen. Wordt bij de steekproeven asbest aangetroffen dan wordt voor de totale aanwezigheid een reële inschatting gemaakt. Wordt bij de steekproeven geen asbest aangetroffen dan wordt aangenomen dat er in de overige gelijke delen ook geen asbest aanwezig is. Er bestaat echter altijd een kans dat de situatie op tussenliggende plaatsen anders is. Asbesthoudende materialen op tussenliggende plaatsen zullen niet worden gevonden.
Aansprakelijkheid voor beschadigingen
Voor een asbestinventarisatie is het nodig monsters te nemen van asbestverdachte materialen. Deze monstername zal zodanig worden uitgevoerd dat het inspectieobject zo min mogelijk wordt beschadigd en dat de beschadiging zo min mogelijk zichtbaar is. Bij de keuze van de locatie van het monster en de methode van monstername wordt hier rekening mee gehouden. ERKA asbest kan nimmer aansprakelijk worden gesteld voor beschadigingen aan (asbestverdachte) materialen ten gevolgen van de monsterneming.
Onvoorzien asbest
Wordt er binnen het inspectiegebied van het rapport door sloopwerkzaamheden een asbestverdacht materiaal aangetroffen wat niet in het rapport is aangegeven, dan kan dit niet worden verwijderd. Eerst dient dit te worden gemeld aan ERKA asbest.
Wij zullen deze toepassingen dan zo spoedig mogelijk onderzoeken en indien het materiaal asbest bevat, een risicoclassificatie maken in (een nieuwe versie van) het rapport.
Om het risico van onbedoelde beschadigingen zo klein mogelijk te houden en het ontstaan van verontreinigingen te voorkomen wordt sterk aanbevolen om in de ruimte waarin het asbestverdachte materiaal is aangetroffen, geen werkzaamheden meer uit te voeren totdat het materiaal is verwijderd of is vastgesteld dat het materiaal asbestvrij is.
Blijkt het materiaal asbestvrij te zijn, of betreft het een asbesthoudend materiaal buiten het inspectiegebied, of een asbesthoudend materiaal binnen het inspectiegebied wat vanwege de randvoorwaarden van het opgedragen asbestonderzoek niet ontdekt had kunnen worden, dan worden de onderzoekskosten in rekening gebracht.